Interview mevr. Hoogendam

“Wij waren de enigen die asperges verkochten”

Mevrouw Hoogendam is een dame op leeftijd met een goed werkend geheugen. Zij heeft de crisistijd en de Oorlog bewust meegemaakt en kent het Singelkwartier goed omdat ze op verschillende plekken heeft gewoond. Zij en haar echtgenoot waren eigenaar van een groentenwinkel aan de Singel en behoorden zodoende tot de middenstand.


Terbregge
In 1931 is mevrouw Hoogendam als negenjarig meisje naar Schiedam gekomen. Ze is in Terbregge geboren in een dijkhuisje aan de Rotte midden in het boerenland. Iedereen liep op klompen en ze fietste over een smal dijkje naar school. Een auto kon niet bij het huisje komen. Ze heeft in het Singelkwartier op twee verschillen plekken gewoond. Later ook nog elders in Oost.

Het was even wennen in Schiedam waar ze haar eerste schoenen kreeg. Omdat ze gereformeerd was ging zij naar de christelijke Groen van Prinstererschool op de Singel tussen de Rotterdamsedijk en de Marconistraat gelegen. Dat stukje werd in de volksmond de Achtersingel genoemd. Aan de overkant lag een openbare school. De scholen hanteerden verschillende lestijden om te voorkomen dat kinderen met elkaar in contact zouden komen. Dat mocht niet, want dat zou alleen maar ellende opleveren. Mevrouw bezocht de gereformeerde kerk onderaan de Rotterdamsedijk vlakbij de glasfabriek.

Veertien
“Ik was veertien toen ik van school kwam en moest gaan werken. In mocht niet naar de huishoudschool. Mijn moeder zei: 'Ik kan je wel leren werken. Ik ga een dienstje voor je zoeken van acht tot twaalf uur.' Drie kwartjes in de week kreeg ik voor ramen zemen, koper poetsen en andere kleine karweitjes.

“Iedereen was werkloos in de crisistijd maar mijn vader had wel werk. Omdat hij daarom geen tijd had moest mijn moeder in het voorjaar behangen en witten want de kachel had de hele winter gebrand zodat alles was aangeslagen. Dan mocht er wel eens een buurman komen helpen voor een paar kwartjes.

Bom
De hele oorlogstijd heeft ze in de Stephensonstraat gewoond. Ze vertelt dat aan het einde van de Oorlog op het Emmaplein een bom is gevallen. “Dat moet een afzwaaier zijn geweest bedoeld voor Wilton. Overal vlogen de ramen eruit.

Haar aanstaande man moest na de Oorlog nog zes weken in dienst blijven en mocht pas weg als hij werk had. Zijn vader heeft hem in Apeldoorn opgehaald omdat hij in de groentenzaak van zijn ouders kon werken. In september 1945 is het jonge stel getrouwd en gaan wonen op Singel 144, boven de winkel 't Fruithuis. Er zat ook een waterstokerijtje in. Maar dat heeft het echtpaar snel opgedoekt omdat er nog veel op de bon was en er nauwelijks geld mee werd verdiend. De schoonouders waren verhuisd naar de Lange Kerkstraat. Zelf zouden ze er bijna twaalf jaar blijven wonen.

Koeien
“Die Singel was een drukke straat vol met karren van de lorreboer, de visboer, de bakker en noem maar op. Alles ging over de Singel. Zelfs koeien die in de Merwehaven werden gelost en vanaf de Rotterdamsedijk over de Singel richting station werden gedreven. Daar werden ze in de wagons geladen en verder vervoerd. Voor de winkel hadden we kratten met groenten en fruit staan. Die moesten we snel binnenhalen omdat de koeien alles opvraten. Dit is over de jaren heen zo'n vier of vijf keer gebeurd.

“Er waren veel winkels op de Singel. Een eindje verderop had je Kaag die eerst in onze zaak heeft gezeten. Al deze winkels waren van Van Woerkom die hierachter op de Oostsingel een bakkerij had. Hiernaast zat Verhoeff, een stomerij en daarnaast de drogisterij van familie De Groot. Het hele rijtje waren winkels.

Hofjes
“Daartussen lagen de twee hofjes, eentje heel arm waar mensen erwten zaten te pikken en de ander iets rijker met kleine voortuintjes. Verder had je chocoladewinkel Scheffer en slagerij Noordergraaf. Daar kon je 's ochtends amper langs omdat ze vier jongens in dienst hadden die af- en aanfietsten om bestellingen vlees rond te brengen. Dat moest 's morgens gebeuren want rond de middag werd er warm gegeten.

“Op de andere hoek van de Oostsingel zat een sigarenzaak en daarnaast melkwinkel De Ronde met als buren de orthopedische schoenenwinkel Van Tienen. Verderop een grote kruidenier Kramer Freher met aan de overkant Bijloo, ook een kruidenier. Achter die hele grote huizen waar de burgemeester vroeger woonde had je ook nog een kruidenierszaak die niet lang stand heeft gehouden. Want aan de overkant had je Coöp D.E.S. waar je een kortingsboekje kreeg.

Schoonmoeder
“Wij werkten alleen samen in de winkel omdat de kinderen nog klein waren. Op zondag en woensdagmiddag waren we dicht zodat hij ook eens naar het voetbal kon. Mijn schoonmoeder was hier elke dag en deed het huishouden. Ik heb nog nooit een was gedraaid in die tijd.

“De dag begon vroeg voor mijn man, om vier uur. Hij ging niet naar de veiling maar naar het Noordplein in Rotterdam waar de grossiers buiten voor café Treffers stonden te wachten. Binnen werd dan koffie gedronken en afgerekend. Wij hadden samen met andere groentenboeren een vrachwagen rijden van Van Dijke die de groenten en fruit vervoerde naar de winkels. Op de Kerkstraat had je die molen waar trossen bananen in hingen. Dus als de bananen op waren gingen we ze daar halen.

“Mijn man bracht ook bestellingen rond. Je had nog niet die brug naast het Proveniershuis maar aan de overkant stonden wel een paar huisjes. Dan ging hij met een bootje de bestelling er naartoe brengen.

Asperges
“Op een zaterdagmiddag net na de Oorlog komt er een man met een enorme mand in de winkel. Die zal vol bosjes asperges. Daar moest je niet bij de groentenboeren hier zijn, want de gewone Schiedammers kenden dat niet. Wij gingen die wel verkopen. Alleen de beter gesitueerden kochten asperges en die kwamen dan ook naar onze zaak. Later kwam ook de huishoudster van Bart Wilton in onze winkel. Zelf kwam hij natuurlijk niet. De bosjes vlogen de winkel uit. Zelf hielden we wel eens een bosje achter omdat wij ze ook lekker vonden. Wij waren de enigen in de wijk die ze verkochten. We verkochten veel luxe dingen, vooral veel fruit.

“En iedereen kwam aan de deur. Er was veel handel op straat in die tijd. De meeste last hadden wij van Jilles, die bij ons voor de deur ijskoud aardbeien stond uit te venten. En wat die niet verkocht had gaf hij gewoon weg. Aan het begin van de Singel had je café Alblas en daar ging Jilles 's avonds van de verdiende centen zijn borreltjes halen. Wat die op de dag verdiende verzoop die 's avonds.

Maar zijn vrouw had het natuurlijk erg slecht. Die kwam later bij mij in de winkel groenten halen want die kon van alleen aardbeien niet leven. Dan had Jilles weer een vracht vol bloemkolen op zijn kar die hij huurde in de Stephensonstraat en riep: 'Bloemkolen met rupsen.' Onze bloemkolen bleven dan liggen en dan verkochten we alleen nog aardappels.

Rouwdouwers
“Jilles woonde in de Wattstraat vlakbij Koos de Kapper, een ander bekend figuur in die tijd. Verder had je voor de Oorlog nog De Kuup die in de Oosterstraat woonde. Hij had  een smederij op de Buitenhavenweg en een heel dikke vrouw. Het waren rouwdouwers. Hij was een branieschopper die  dacht dat die alles kon. Op een dag kocht hij een auto maar had nog geen enkele rijervaring. Toch ging hij met de hele keet, zijn vrouw en kinderen uit rijden. Hij moest op de Buitenhavenweg achteruit draaien en reed pardoes het water in. Een hele toestand. Dat is op een zondag gebeurd.

“In de winkel hadden we ook boekjes waarin de boodschappen van klanten waren opgeschreven. Op zaterdag werden die dan betaald als ze hun loon hadden gekregen. Maar niet iedereen betaalde. Toen we de winkel opdoekten zaten we nog  met een hele stapel boekjes. Tjonge, wat hebben we daar veel geld laten liggen.

Armoedzaaiers
“Op het laatst werd het toch minder met al die armoedzaaiers in de buurt en werd het huis te klein voor ons. Het gezin werd steeds groter. Wij hebben na elf jaar middenstand de zaak verkocht en zijn toen verhuisd naar een groot bovenhuis aan de Boerhaavelaan omdat er te weinig ruimte was voor de kinderen. Later ben ik naar een flink benedenhuis een stukje verderop verhuisd.”

Het gezin kreeg in navolging van haar ouders elf kinderen. Haar man moest een nieuw vak leren en kreeg die kans bij Wilton. Hij zat als veertiger in de schoolbanken tussen jonge jongens. “Aan de verkoop van de winkel hadden we gelukkig wat centjes overgehouden zodat we het een tijdje konden uitzingen. Mijn man kreeg tijdens zijn opleiding veertig gulden in de week en dat was geen vetpot.”

Verleden
Mevrouw Hoogendam is nu flink op dreef geraakt want het ene na het andere verhaal komt naar boven en zij wissselt met gemak van de jaren dertig naar de jaren vijftig en omgekeerd. Wij, de interviewers,  wisselen niet zo makkelijk mee en raken soms een beetje verdwaald. Als we denken dat we voldoende hebben nemen we afscheid van deze sympathieke dame en laten haar alleen achter met haar verleden dat heel erg is gaan leven. 


Bert van der Waarde