Orgelbouwer

Orgelbouw was een begrip in Schiedam en ver daarbuiten

Wie een kerk betreedt ziet dingen die in andere openbare ruimtes doorgaans niet te vinden zijn, namelijk een altaar, een preekstoel en een pijporgel. Het maakt niet uit of de kerk sober is ingericht of juist rijkelijk versierd met beelden, schilderijen, muurschilderingen of glas-in-loodramen. Het ene orgel zal er uitbundiger uitzien dan het andere. Een ding hebben ze allemaal gemeen: het zijn van oorsprong blaasinstrumenten. Pas veel later kwamen de elektronische orgels.


Foto: Beeldbank Gemeentearchief Schiedam
Standaart
In 1923 kreeg Schiedam een primeur. B&W had door het raadsbesluit in het kader van de Hinderwet vergunning verleend aan A. Standaart zodat vestiging van een orgelfabriek niets meer in de weg stond. A. Standaart Orgelfabriek was een feit. 

De orgelbouwer kreeg de beschikking over duizend vierkante meter fabrieksruimte aan de Nieuwe Haven 83 en verhuisde van Rotterdam naar deze plek waar de mogelijkheden legio waren. Er vond zelfs een naamsverandering plaats. In Rotterdam heette het bedrijf nog A. Standaart Kerkorgelfabriek maar het moest duidelijk zijn dat het werkterrein verbreed werd. De komst van theaters en bioscopen boden een nieuw perspectief. 

Theaterorgel
Kort daarvoor had het Amsterdamse Tuschinski Theater zijn deuren geopend met het eerste echte theaterorgel, een kleine Wurlitzer. Standaart had al enige ervaring opgedaan met de bouw van een aantal orgels die meer de orkestrale kant opgingen. 

Het bedrijf ging zich toeleggen op de bouw van concert- en theaterorgels. Standaart besefte dat zijn bedrijf met de tijd mee moest gaan maar hij bleef daarnaast ook kerkorgels bouwen en renoveren omdat er vraag naar bleef. Niet alleen aan Nederlandse kerken werd geleverd want de opdrachten kwamen zelfs uit Madras en Zuid-Afrika. In Schiedam startte de fabriek met veertig man personeel.

Brochure

Er werd een brochure uitgebracht waarin “Het Standaart Cinema Orgel” als het “Moderne Hollandsche Standaart Orgel” werden aangeprezen. De brochure leverde geen windeieren op want al snel kwamen de opdrachten binnen. Het eerste theaterorgel werd op 15 december 1923 afgeleverd aan het W.B. Theater (Wester Bioscoop) in Rotterdam.

Wurlizter Theaterorgel Tuschinski aangepast door Standaart
Tuschinski timmerde in die tijd niet alleen in Amsterdam aan de weg. De Poolse kleermaker bezat in Rotterdam het goedkope Hotel Polski, begon het bioscooptheater Thalia, nam het Cinéma Royal over, kocht theater Scala en bioscoop Olympia. In Schiedam werd hij in 1933 eigenaar van het Passagetheater. En Standaart mocht steeds de orgels leveren. 

Gouden tijd
Daarnaast werden de instrumenten gebouwd voor theaters in Breda, Den Haag, Haarlem, Arnhem, Antwerpen en Luik. Een gouden tijd was aangebroken. Nu verdienden ruim zestig mensen hun boterham bij A.Standaart Orgelfabriek. Toch zou het niet lang duren voordat de eerste avondvullende geluidsfilms hun intrede zouden doen en het tij keerde.

In 1928 werd de onderneming omgezet in “N.V. Standaart's Orgelfabrieken” met vestigingen of vertegenwoordigingen in  Antwerpen, Gelsenkirchen, Düsseldorf, Parijs, Birminham,

Bloemfontein en Batavia. Vennoot van Standaart werd notaris H.B.E. Blaisse. Het bedrijf kreeg echter grote concurrentie uit Duitsland door de goedkope Duitse Mark. Bovendien ging Standaart niet mee in verdere moderniseringen van de orgelbouw, de zogenaamde 'Orgelbewegung' en bleef de instrumenten bouwen vanuit romantische tradities met veel achtvoetsregisters. Standaart maakte de pijpen bovendien zelf in de fabriek. Hij kon niet voorkomen dat de klad erin kwam.

Faillissement

Vlak voor het faillissement in 1935 richtte Standaart met zijn twee zoons 'Standaart Orgelfabriek' op. Dit bedrijf wilde een aantal onderdelen van de fabriek voortzetten. Het bleef buiten het faillissement en door deze constructie konden veel werknemers hun baan behouden. Toen het bedrijf failliet ging werd het grootste deel van de inventaris overgenomen door orgelmaker Dekker uit Goes. 

Doorstart
Standaart Orgelfabriek was feitelijk een doorstart. Na nog een aantal veranderingen en reorganisaties ging Cor Standaart door met het bedrijf tot aan zijn dood in 1976. Daarna viel in Schiedam het doek definitief waardoor de kunst, de kennis en het vakmanschap van de orgelbouw verdwenen.

Bronnen

Standaart-orgels.nl, Wikipedia, de NOF (Nederlandse Orgelfederatie), Bedrijfshistorie Rotterdam.

Bert van der Waarde